Een versleten heup voorkomen bij kinderen met Syndroom van Down
Maak bij kinderen met het Syndroom van Down standaard om de twee jaar een röntgenfoto van de heupen. Daarvoor pleiten kinderarts Vinus Bok en kinderorthopeed Florens van Douveren na wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor wordt heupdysplasie tijdig ontdekt en kan een versleten heup voorkomen worden.
“Vijf tot tien procent van de kinderen met het Syndroom van Down ontwikkelt heupdysplasie tijdens zijn of haar leven”, zegt kinderarts Vinus Bok. Bij heupdysplasie is de heupkom niet diep genoeg, waardoor de heupkop gemakkelijk uit de kom glijdt. Hierdoor raakt de heup versleten. “Heupdysplasie komt bij kinderen met het Syndroom van Down dus relatief vaak voor. Waarom dat is, is niet bekend.”
Röntgenfoto
Bok en Van Douveren brachten de huidige manier van diagnosticeren van heupdysplasie bij kinderen met het Syndroom van Down in kaart. Momenteel signaleren kinderartsen in Nederland heupdysplasie door een vraaggesprek (anamnese) en lichamelijk onderzoek uit te voeren. Alleen als er een vermoeden is op het hebben van de aandoening – bijvoorbeeld vanwege pijnklachten – wordt er een röntgenfoto gemaakt. Daardoor kan heupdysplasie worden vastgesteld. “Het is met lichamelijk onderzoek bij kinderen met het Syndroom van Down niet betrouwbaar vast te stellen of er sprake is van heupdysplasie. De röntgenfoto is bij deze patiëntengroep wel betrouwbaar en dus van groot belang.”
Op tijd
Een versleten heup kan alleen hersteld worden door het plaatsen van een kunstheup. “Maar daarmee kun je maximaal twintig jaar vooruit. Als een patiënt dus op zijn vijftiende een kunstheup nodig heeft, kan hij daar niet de rest van zijn leven mee doen.” Bok benadrukt hiermee het belang van het tijdig diagnosticeren van heupdysplasie. “Daarom adviseren we kinderartsen om standaard een tweejaarlijkse röntgenfoto van de heupen te laten maken. Op die manier ben je er op tijd bij.”
Behandeling
Heupdysplasie is wél te verhelpen, namelijk door middel van een operatie. Kinderorthopeed Florens van Douveren is hierin gespecialiseerd. “Om de heup in het kommetje te houden wordt bij jonge kinderen een spier aan de binnenkant van het bovenbeen naar de buitenkant verplaatst. In dat geval zijn de groeischijven nog open, waardoor veranderingen aan het bekken op jonge leeftijd nog niet mogelijk zijn. Als het kind ouder is en de groeischijven (bijna) dicht zijn, kan wel aan het bekken worden geopereerd. Door deze operaties wordt heupdysplasie verholpen en een versleten heup voorkomen.”
*Heupdysplasie bij kinderen met het Syndroom van Down is niet te verwarren met de aangeboren heupdysplasie die baby’s zonder het Downsyndroom kunnen krijgen.