Drainage

Bij een drainage wordt onder plaatselijke verdoving een punctienaald met een slangetje ingebracht om vocht te verwijderen uit een met vocht gevulde ruimte. Een drainage kan plaatsvinden op verschillende plaatsen in het lichaam.

Onderzoek

Tijdens het onderzoek blijft u in bed liggen. Afhankelijk van de plaats waar de drainage plaats vindt, zal u op uw rug, uw zij of uw buik liggen. Met echografie of CT bepaalt de radioloog het juiste gebied. Daarna wordt de huid schoongemaakt, steriel afgedekt en plaatselijk verdoofd. Ondanks de verdoving kan de behandeling vervelend of pijnlijk zijn, doordat het niet mogelijk is om diep in het lichaam te verdoven. Meestal is de pijn goed te houden.

Zo nodig maakt de radioloog een klein sneetje in de huid van enkele millimeters. Met echografie of CT brengt de radioloog de punctienaald met een speciaal slangetje op de juiste plaats in. De radioloog haalt met deze naald vocht uit de met vocht gevulde ruimte. Als het om weinig vocht gaat en het gebied niet ontstoken is, zal de radioloog de punctienaald weer verwijderen. In veel gevallen is het vanwege ontsteking of de hoeveelheid vocht nodig om het slangetje in de met vocht gevulde ruimte te laten zitten. De punctienaald wordt dan eruit gehaald en alleen het speciale plastic slangetje blijft achter. Het slangetje wordt met een speciale pleister goed op de huid geplakt. Hieraan wordt een opvangzakje bevestigd. In dit zakje loopt het vocht.

De totale behandeling duurt ongeveer 30 minuten.

Na de drainage

Na de behandeling blijft u in bed liggen en gaat u terug naar uw opname afdeling
De radioloog geeft instructies aan de afdeling over de benodigde nazorg.
U kunt gewoon eten en drinken.
Bij pijn kunt u om een pijnstiller (paracetamol) vragen.
Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen, begin dan in overleg met uw behandelend arts weer met het innemen hiervan.

Uitslag

Uw behandelend arts informeert u over de uitslag.