Hartfalen

Bij hartfalen werkt het hart minder goed. Het hart pompt niet genoeg bloed rond.

Bij elke hartslag zijn er twee fases:

  • de hartspier trekt krachtig samen en pompt het bloed uit de kamers van het hart;
  • de hartspier ontspant zich en de hartkamers vullen zich weer met bloed.

In elke fase kan er iets mis gaan met het hart: het hart kan niet goed samentrekken of niet goed ontspannen. In beide gevallen pompt het hart minder bloed rond. De aanvoer van zuurstofrijk bloed is van wezenlijk belang voor weefsels en organen.

Hartfalen is een chronische ziekte. Als het hart pompkracht heeft verloren, is het heel moeilijk die weer terug te winnen. De behandeling is er meestal op gericht om het proces van verzwakking te vertragen of een halt toe te roepen. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt het hart van iemand met hartfalen weer krachtig als vanouds. Daarvoor moet de oorzaak herstelbaar zijn. De meeste mensen met hartfalen blijven de rest van hun leven onder medische behandeling.

Symptomen

De meest gehoorde klachten zijn onder andere vermoeidheid, kortademigheid en vocht vasthouden. Doordat vocht in het lichaam ophoopt. Het verzwakte hart kan de bloedsomloop minder in beweging houden, waardoor vocht niet goed wordt afgevoerd. Op verschillende plaatsen in het lichaam ontstaat vochtophoping. Problemen ontstaan vaak door vocht in de longen dat de ademhaling bemoeilijkt. Minder ernstig is de ophoping van vocht in buik, benen of enkels.

Er kan sprake zijn van hartfalen bij een van de volgende klachten of bij combinatie van deze klachten:

  • Toenemende kortademigheid bij geringe inspanning;
  • Toename vermoeidheid;
  • Nachtelijke kortademigheid, waardoor slecht/ onrustig slapen;
  • Hinderlijke droge prikkelhoest;
  • Opgezette enkels en benen;
  • Vol gevoel in de buik, opgezette buik;
  • Verminderde eetlust;
  • Verminderde urineproductie overdag en ’s nachts vaker plassen;

Gewichtstoename van twee-drie kg in twee-drie dagen.

Oorzaak

Hartfalen is op zichzelf een ongrijpbaar fenomeen. De vijf meest voorkomende oorzaken op een rijtje. Ze komen overigens vaak in combinatie voor.

  1. Een oud hartinfarct is in vier van de vijf gevallen de oorzaak van hartfalen. Een hartinfarct beschadigt een deel van de hartspier, waardoor de pompkracht van het hart minder kan worden, want dat gebeurt zeker niet altijd.
  2. Bij een hoge bloeddruk moet het hart harder werken. De hartspier moet het bloed tegen een hoge druk in pompen en verliest na verloop van tijd zijn souplesse. De spier wordt dan dikker en stijver, waardoor de pompkracht van het hart afneemt. Het proces versterkt zichzelf: hoe stijver de spier, hoe moeilijker het hart het heeft en hoe groter het risico dat de overbelaste spier nog stijver wordt.
  3. Klepgebreken zijn een derde oorzaak. Het hart moet harder werken als één van de vier hartkleppen is vernauwd of niet meer goed sluit. De doorstroming van het bloed is dan belemmerd. Na verloop van tijd kan de hartspier hierdoor zijn pompkracht verliezen.
  4. Een hartritmestoornis zoals boezemfibrilleren kan gevolgen hebben voor de pompkracht van het hart. Het ritme van samenknijpen is te snel, te langzaam of te onregelmatig, waardoor de uitstroom van bloed minder krachtig en gelijkmatig is.
  5. Cardiomyopathie is een ziekte van de hartspier. Sommige mensen met cardiomyopathie krijgen hartfalen, maar niet allemaal.

Onderzoek

Onderzoeken om hartfalen vast te stellen zijn onder andere:

  • Bloedonderzoek
  • Röntgenfoto van de borstkas
  • Thoraxfoto
    Een thoraxfoto wordt gemaakt op te zien of er vocht ophoopt in de longen.
  • Hartfilmpje
    Bij een hartfilmpje, ook wel ECG, wordt er een grafiek gemaakt van de elektrische activiteit van het hart. Het samentrekken van het hart gebeurt in een goed georganiseerde volgorde: eerst de boezems van het hart, dan de tussenwand en als laatste de hartkamers. Op het hartfilmpje zijn de verschillende fasen van de hartslag te zien.
  • Echo-doppler
    Met behulp van geluidsgolven worden de bewegingen en de bouw van de hartspier zichtbaar gemaakt. Tevens wordt de klepfunctie gecontroleerd.
    Als deze onderzoeken geen uitsluitsel geven, is hartkatheterisatie de enige manier om zekerheid te krijgen.
  • Hartkatheterisatie
    Bij een hartkatheterisatie worden eventuele vernauwingen in de kransslagaders van het hart zichtbaar gemaakt middels een dun buisje in de slagader van de pols of soms in de liesslagader. Via de slagader wordt vervolgens een katheter tot aan het hart geschoven. Via de katheter wordt contrastvloeistof ingespoten. Met het contrast kunnen de kransslagaders zichtbaar gemaakt worden.

Behandeling

De behandeling van hartfalen is er op gericht om de klachten te bestrijden en het proces van spierverzwakking te vertragen met medicatie. Soms kan een pacemaker helpen om de pompkracht van het hart te vergroten.

ACE-remmers
De bloeddrukverlagende ACE-remmers staan centraal in de behandeling van hartfalen. ACE is een eiwit dat een functie heeft bij het regelen van de bloeddruk. Het ACE-eiwit zorgt dat het hormoon angiotensine de vaten vernauwt en de bloeddruk verhoogt. ACE-remmers remmen het ACE-eiwit af, waardoor de bloedvaten kunnen verwijden en de bloeddruk daalt, waardoor het hart ontlast wordt.

Plaspillen
Door de verzwakte pompkracht van het hart hoopt zich vocht op in longen, buik, benen of enkels. Deze medicijnen bevorderen de afvoer van vocht door als het ware een kraantje open te zetten in de nieren.

Bètablokkers
Bloeddrukverlagende bètablokkers vertragen de hartslag, waardoor het hart zich makkelijker met bloed kan vullen. Deze medicijnen hebben vooral op de langere termijn een gunstig effect.

Pacemaker
Als een maximale behandeling met medicijnen onvoldoende effect heeft, kan een pacemaker bij sommige mensen met hartfalen uitkomst bieden. Soms trekken de wanden van de linkerhartkamer niet meer synchroon samen, waardoor het hart pompkracht verliest. Een pacemaker kan dan zorgen dat de wanden van de linkerkamer weer tegelijk samentrekken. Dit type pacemaker geeft via slangetjes een elektrische prikkel aan beide wanden en wordt daarom een biventriculaire pacemaker genoemd.

Leefstijl

Hartfalen vergt van u en van uw naaste omgeving de nodige aanpassingen. Uw naasten zijn direct of indirect ook betrokken bij uw ziekte. Inzicht in uw aandoening stelt u en uw naasten in staat mee te denken en mee te beslissen over uw behandel- en begeleidingstraject. U bent beter in staat met uw ziekte en de gevolgen hiervan om te gaan en de leefregels te in te passen in uw leven en leefstijl.
Mensen met hartfalen moeten zich aan veel leefregels houden: Gebruik van medicijnen, zout arm dieet, vochtbeperking, niet te veel en niet te weinig bewegen, voldoende rusten. Vaak is het moeilijk om al deze leefregels goed vol te houden. Sommige mensen hebben hier weinig problemen mee; voor anderen vergt dit een grote aanpassing. De verschillende leefregels zijn bedoeld om de klachten die gepaard gaan met hartfalen zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Uw therapietrouwheid is hierbij van grote invloed op uw welbevinden.

  • Beperk de inname van zout
  • Beperk de inname van vocht
  • Zorg voor voldoende voedingstoffen
  • Beperk het gebruik van alcohol
  • Zorg voor voldoende lichaamsbeweging
  • Neem regelmatig rust
  • Probeer een goede balans te vinden tussen activiteiten en rust
  • Neem de medicijnen in zoals voorgeschreven
  • Stop met roken
  • Voorkom verkoudheid, griep of infectie
  • Let op tekenen van verslechtering ( onder andere door dagelijks het gewicht te controleren)
  • Waarschuw tijdig de arts bij tekenen van verslechtering (zie overzicht: klachten op een rijtje)

Hartfalenpolikliniek

In Máxima MC hebben we een speciale hartfalenpolikliniek, waar in een nauw samenwerkingsverband tussen de hartfalenverpleegkundige en de cardioloog, patiënten met hartfalen intensief begeleid worden. Hier controleren we het gewicht en de bloeddruk en kijken we of er een aanpassing nodig is in de medicijnen. We werken tegenwoordig vaak via telemonitoring, dit betekent begeleiding op afstand. Patiënten krijgen meetapparatuur en sturen vanaf thuis de waarden van bijvoorbeeld hun bloeddruk en gewicht door naar de arts; indien nodig neemt de arts contact op met de patiënt.