Een dag van een zorgassistent

Een zorgassistent vertelt hoe een gemiddelde werkdag er voor haar uitziet in MMC:

“Het is 7.00 uur als ik de afdeling op kom lopen, alles is nog donker en stil. De verpleegkundigen van de nachtdienst dragen hun dienst over aan de dagdienst. Ik krijg een briefje van de afdeling met welke patiënten er opgenomen liggen en ga naar de patiënten die hebben gebeld en iets nodig hebben. Vaak ligt er een gevarieerde groep patiënten; zelfstandige patiënten, patiënten met dementie, nierpatiënten, patiënten die komen voor onderzoeken… Ik kijk wie er als eerste geholpen moet worden, bijvoorbeeld omdat ze naar huis gaan of naar de dialyse. Vandaag ga ik naar een mevrouw met dementie die vanaf vandaag een plekje heeft in een andere zorginstelling. Ik vraag hoe haar nacht is geweest en of ze onder de douche wil. Terwijl ik haar spullen verzamel praten we over haar werk als secretaresse. Ze vraagt mij drie keer hoe laat ik ben begonnen en tot hoe laat ik moet werken en ik beantwoord haar vragen. Ik help met haar haren wassen en haar aan te kleden en geef haar steunkousen aan. Mevrouw geniet zichtbaar van de zorg. Als ik merk dat we ruim op tijd klaar zijn en ik mevrouw haar haren nog kan föhnen, glundert mevrouw van oor tot oor. Als ik bijna klaar ben, staat de kar met eten bij haar kamer. Ik help haar met de keuze van haar ontbijt en schuif haar stoel goed aan tafel zodat ze kan genieten van haar ontbijtje. Als ik de kamer uit loop vraagt ze me nog een keer hoe laat ik ben begonnen.

Op naar de dagafstemming. Om 8.15 uur staan we als team bij het dagstartbord; iedereen die vandaag werkt komt dan afstemmen. We bespreken wie hulp nodig heeft, wie als eerste in de visite gaat, wie wanneer gaat eten, of er gesprekken zijn, dat er magazijnartikelen besteld moeten worden, enzovoort. Op het voorste gedeelte van de afdeling is het erg druk; ik meld me bij de verpleegkundige en overleg wie ik kan helpen. Alle bedden moeten vandaag verschoond worden en dus begin ik op de voorste kamer met de twee bedden van patiënten die aan tafel zitten te eten. Daarna help ik een mannelijke patiënt die ondersteuning nodig heeft bij het wassen. In overleg met de patient ga ik hem op bed verzorgen. Ik zoek zijn spullen bij elkaar en maak washandjes warm. Ik laat hem zoveel mogelijk zelf doen en help hem met zijn rug en benen. We hebben het samen over de mooie werkstukken achter zijn bed, gemaakt door zijn kleinkinderen. Hij is er erg trots op. Ik help hem in de stoel aan tafel, zodat ik zijn bed kan verschonen. De andere twee patiënten op de kamer geef ik washandjes en handdoeken, zodat ze zelf aan de slag kunnen.

Ik loop terug naar de verpleegkundige om wat af te stemmen en bijzonderheden door te geven. Ze vraagt me of ik wil helpen met een patiënt die beter door twee personen verzorgd kan worden. De patiënt heeft Parkinson en is erg stijf in de ochtend. Samen gaan we hem verzorgen. Hij wordt moeilijk wakker, maar als we tegen hem praten opent hij zijn ogen en reageert hij. We kleden hem aan en zetten hem op de bedrand. Hij is erg angstig, we stellen hem gerust. Met de actieve lift halen we hem uit bed en zetten hem in de rolstoel voor het eten. De verpleegkundige gaat door met haar werk en ik ruim de kamer op en help de patiënt met eten, want het lukt hem zelf niet meer.

Zo, tijd voor een bakje koffie! Samen met een aantal collega’s praten we wat bij en vraag ik of ik nog ergens kan helpen. Ik hoor dat de zorg bijna klaar is. Fijn, want nu heb ik tijd om met een patiënt die graag wandelt naar beneden te gaan om de krant te halen. Onderweg vertelt hij mij over zijn vrouw die opgenomen is in een zorginstelling en waar hij veel verdriet van heeft. We maken samen een extra rondje, zodat hij zijn verhaal goed kwijt kan. Omdat het mooi weer is, gaan we ook buiten een blokje om. Hij geniet hier zichtbaar van en merkt dat het lopen weer redelijk gaat. Zijn zelfvertrouwen groeit!

De rest van de dag spring ik bij waar mogelijk. Samen met een patiënt loop ik het circuit waarmee we werken aan de mobiliteit. Net voor de lunchpauze halen we een nieuwe patiënt op van de Acute Opname Afdeling (AOA). Ze mag nog niet naar huis en moet blijven voor onderzoeken. Tussendoor ga ik met collega’s naar het bedrijfsrestaurant om soep en een broodje te eten. We bespreken wat we gaan doen in het weekend en lopen na een half uur weer terug naar de afdeling. Daar ga ik het magazijn in om spullen te bestellen. Ik ruim op wat weg kan en zet alles weer netjes neer, zodat het overzicht weer terug is en de bestelling gescand kan worden. Terug op de afdeling weeg ik patiënten, maak ik een praatje en koppel ik mijn bevindingen terug aan de verpleegkundige, die ze verwerkt in het dossier. Voordat de avonddienst binnenkomt en we gaan overdragen, vul ik nog even de voorraad aan op de patiëntenkamers.

Het is alweer bijna 15.00 uur, tijd om de dag af te stemmen. De tijd vliegt als ik aan het werk ben! Met alle collega’s verzamelen we bij het dagstartbord en vullen we de zorgzwaarte in. We overleggen wat goed en minder goed ging vandaag en bekijken of we de doelen hebben bereikt die we gesteld hadden en hoe de bezetting morgen is. Ik loop een laatste keer de gang door om spullen op te ruimen en te controleren of de spoelruimte netjes is voordat het tijd is om naar huis te gaan. Als ik wegloop en nog een keer omkijk, zie ik dat de patiënt van vanochtend het circuit zelf aan het lopen is en dat de afdeling netjes achterblijft. Wat een voldaan gevoel!”