‘Voetballen was een paar jaar geleden nog ondenkbaar’
Als baby komt Thomas Klomp (14) uit Best vanwege zijn moeizame ademhaling en uitslag in zijn gezicht in Máxima MC (MMC) terecht. Hij blijkt astma én een koemelkallergie te hebben. Later test hij ook positief op een allergie voor pinda’s, noten en soja. “Maar ik ben echt niet zielig hoor.”
“Met een voedselallergie kun je prima oud worden, maar toch had ik graag gezien dat Thomas het niet had”, zegt zijn moeder Anneloes. “Zeker nu hij de leeftijd heeft dat hij met zijn vrienden ’s avonds een hapje gaat eten of een supermarkt induikt. Thomas moet altijd zijn eigen eten en drinken, tabletten en een EpiPen (noodmedicatie) meenemen. Spontaan dingen ondernemen, is voor ons gezin lastiger. Anderen gaan op vakantie en nemen alleen hun kleding mee, bij wijze van spreken. Bij ons gaan er ook twee, drie kratten voedsel én een broodbakmachine mee. De vrijheid die anderen hebben om te eten wat ze willen, heeft Thomas wat minder.”
Opgezwollen ogen
“Vroeger vond ik dat moeilijk”, geeft Thomas aan. “Waarom kan ik niet eten wat mijn vrienden eten? Nu weet ik meer over mijn allergieën en heb ik ze geaccepteerd. Ik mag genoeg dingen wél hebben.” Mocht Thomas toch pinda’s, noten, koemelk of soja eten of drinken dan krijgt hij een moeizame en piepende ademhaling, zwelling van de tong en keel, een hese stem en kan hij in het ergste geval bewusteloos raken. “Mijn eerste herinnering aan die klachten is een eliminatie-provocatietest in MMC. Om te onderzoeken of én welke allergieën ik heb, kreeg ik onder begeleiding van een verpleegkundige koemelk op mijn lippen – nog niet eens in mijn mond dus. Daar reageerde ik al erg heftig op. Ik had het gevoel dat het topje van mijn pink even groot was als die van mijn duim. Het zwol op, net als mijn ogen.”
Astma
Een voedselallergie gaat regelmatig samen met astma. Zo ook bij Thomas. Eens per drie maanden komt hij in MMC op controle. Hij wordt dan gemeten, gewogen en zijn longfunctie wordt getest. Bij hevige benauwdheid moet Thomas naar de eerste hulp, waar hij zuurstof en medicatie krijgt. “De eerste keer vond ik dat akelig, maar nu niet meer. De verpleegkundigen leggen rustig uit wat er gaat gebeuren.” Het laatste jaar komt Thomas minder vaak bij de eerste hulp. “Ik voel steeds beter aan wanneer ik moet rusten, voordat ik het te benauwd krijg. Ook nemen mijn astmaklachten af.”
Voetbaldroom
Deze verbetering zorgt ervoor dat Thomas zijn droom kan waarmaken: voetballen. “Dat was een paar jaar geleden nog ondenkbaar”, vertelt zijn moeder. “Toen hield hij het rennen niet goed vol en moest hij regelmatig extra puffen of plaatsnemen op de reservebank. Dat is voor hem, maar ook voor het team niet fijn. Hij is toen gaan tennissen, maar zijn hart ligt bij het doen van een teamsport.” Thomas vult aan: “Mijn doel was om de techniek aan te leren en vervolgens bij mijn vrienden in het team te voetballen. Dat is gelukt. Ik kan voortaan een hele wedstrijd spelen én twee per week trainen.”
Vertrouwensband met arts
Zowel voor zijn astma als voedselallergieën wordt Thomas begeleid door kinderarts Walther Tjon a Ten. “Ik kan goed met hem opschieten”, zegt Thomas. “Het voelt vertrouwd. En ik kan met hem lachen, dat vind ik belangrijk.” Anneloes: “Ik zit als ouder bij de gesprekken, maar hij richt zich altijd tot mijn zoon. Dat doet hij al sinds Thomas jong is. Hij zet het kind centraal, wat ik prettig vind. Het is een hele fijne arts.”
Bij Thomas zijn bepaalde voedingsmiddelen al op jonge leeftijd uit zijn dieet gehaald, om ernstige allergische reacties te voorkomen. Inmiddels wordt er (vaak) op een andere manier gewerkt. Walther Tjon a Ten: “De laatste jaren hebben we geleerd dat het vroeg introduceren van voedingsmiddelen bij kinderen met een grote kans op een voedselallergie – bijvoorbeeld als de ouders óók een voedselallergie hebben – dit juist kan voorkomen. Deze kinderen beginnen vanaf de leeftijd van vier maanden met het eten of drinken van een hele lage dosering van het voedingsmiddel. De dosering wordt geleidelijk verhoogd, waardoor tolerantie kan worden opgebouwd. Een preventieve manier van werken, dus.”