Voeding maakt verschil bij leukemie

Diëtist Rianne van Lieshout promoveerde op 4 juli aan de Universiteit Maastricht op haar onderzoek naar de rol van medische voeding bij patiënten met acute myeloïde leukemie (AML). Uit haar studie, uitgevoerd in zes Nederlandse ziekenhuizen, blijkt dat tijdige inzet van medische voeding kan bijdragen aan een betere voedingstoestand en daarmee aan een sneller herstel bij deze kwetsbare patiëntengroep.
Máxima MC is een van de gespecialiseerde centra in Nederland waar patiënten met acute myeloïde leukemie behandeld worden met hoge doses chemotherapie. Deze intensieve behandeling gaat vaak gepaard met bijwerkingen die de voedselinname ernstig belemmeren. Hierdoor lopen AML-patiënten een hoog risico op ondervoeding, wat het herstel nadelig kan beïnvloeden. Om dit te voorkomen, wordt vaak gestart met medische voeding, zoals sondevoeding (vloeibare voeding via een slangetje in de maag of darmen) of parenterale voeding (vloeibare voeding via een infuus direct in de bloedbaan).
Ook spelen naast verminderde voedselinname ook andere factoren – zoals gebrek aan beweging en de impact van chemotherapie – een rol bij gewichtsverlies en het verlies van spier- en vetmassa. Of medische voeding daadwerkelijk kan bijdragen aan het behoud van de voedingstoestand, was tot nu toe onvoldoende onderzocht.
Van Lieshout zette onderzoek op in zes ziekenhuizen in Nederland om deze vraag te beantwoorden. Tijdens de ziekenhuisopnames volgde zij AML-patiënten en concludeerde dat tijdige inzet van medische voeding inderdaad helpt om de voedingstoestand beter op peil te houden. Dit bleek bovendien samen te hangen met minder complicaties, minder dagen met koorts, een kortere opnameduur en een beter lichamelijk functioneren. Ook toonden de resultaten aan dat voldoende voeding mogelijk een positief effect heeft op spierkracht en fysiek functioneren, ondanks dat verlies van spiermassa vaak niet volledig te voorkomen is.
Toch is er nog veel discussie over welke vorm van medische voeding het meest geschikt is voor AML-patiënten: sondevoeding of parenterale voeding. “Beide vormen hebben voor- en nadelen,” legt Van Lieshout uit. “Sondevoeding ondersteunt de darmflora en verlaagt mogelijk het risico op infecties, terwijl parenterale voeding minder ongemak veroorzaakt doordat er geen slangetje in de neus nodig is en het minder maag-darmklachten geeft. Hoewel de richtlijnen sondevoeding als eerste keuze aanbevelen, blijkt uit ons onderzoek dat in de praktijk vaak de voorkeur wordt gegeven aan parenterale voeding.”
Van Lieshout onderzocht waarom de richtlijnen voor sondevoeding vaak niet worden nageleefd en wat nodig is om dit te verbeteren. Samen met het landelijk netwerk van hematologie-diëtisten ontwikkelde ze een beslisboom die zorgverleners kan ondersteunen bij het maken van een passende keuze voor medische voeding.